Het leven van Boeddha
Bekijk onze catalogus voor Boeddhabeelden
Siddhartha Gautama werd in de vijfde eeuw voor Christus geboren uit een vorstelijk geslacht, in het plaatsje Lumbini in het huidige Nepal.
De overlevering wil dat een wijze man kort na Siddharthas geboorte zei dat deze vorst geen groot vorst, maar een groot religieus leider zou worden als hij ooit geconfronteerd zou worden met het menselijk lijden. Omdat zijn vader wilde dat hij een groot vorst zou worden zorgde hij ervoor dat zijn zoon geen zieke en oude mensen te zien kreeg. Zijn zoon mocht het paleis niet verlaten.Siddhartha groeide op tot een knappe, slimme jongenman. Hij trouwde op jonge leeftijd met een beeldschoon meisje dat hem een zoon schonk. Hij was rijk en machtig en had, zo leek het, alles wat zijn hart begeerde.
Maar het weelderige leven schonk hem geen bevrediging. Op een dag verliet hij het paleis om uit rijden te gaan. Hij kreeg achtereenvolgens een oude man, een zieke man en een begravenis met huilende mensen te zien. Dat greep hem zeer aan. Daarna zag hij een asceet die er tevreden en gelukkig uitzag. De man vertelde hem dat hij huis en haard verlaten had en van plek naar plek trok om antwoord te vinden op de vraag waarom mensen zo moesten lijden.
Daarop besloot Siddhartha hetzelfde te doen en ook op zoek te gaan naar het antwoord. Op de avond voor zijn negenentwintigste verjaardag verliet hij het paleis, verwisselde zijn koningklijke gewaad voor eenvoudige kleren en schoor zijn hoofd kaal.
Zoektocht naar verlichting
Siddhartha reisde zes jaar rond door India. Eerst in gezelschap van twee beroemde leraren, en later met een groepje monniken. Hij bracht een aantal jaren door bij vijfasceten die nauwelijks eten en drinken tot zich namen. Maar ook het vasten bracht niet het antwoord dat hij zocht.
Hij ging weer normaal eten en drinken waarna de asceten zicht van hem afkeerden. Ze dachten dat hij de zoektocht had opgegeven. Siddhartha trok verder en zette zich bij Bodh Gaya neer onder een grote vijgenboom om te mediteren. Die boom wordt sindsdien de bodhi-boom genoemd, ofwel de ‘boom der wijsheid’.
Siddhartha zou in die periode zijn bestookt door de boze geest Mara, die duivels op hem afstuurde en hem het mediteren probeerde te beletten. Maar Siddhartha wist Mara weg te jagen en bereikte tenslotte verlichting, volgens de overlevering op de avond van zijn vijfendertigste verjaardag bij volle maan. Met andere woorden, hij ontdekte de ware betekenis van het leven. Volgens Boeddhisten is dat een gevoel van algehele vrede en van totale bevrijding waarbij je niet meer over jezelf hoeft na te denken.
Vanaf dat moment werd Siddhartha Gautama de Boeddha genoemd.
Overeenkomstig de Boeddhistische leer had Siddhartha als verlicht mens de aarde mogen verlaten, maar koos hij ervoor om te blijven. Hij vond dat hij zijn kennis moest doorgeven aan anderen en dat is wat hij de rest van zijn leven deed. Hij ging op tachtigjarige leeftijd op in het nirvana (Boeddhisten zeggen niet dat hij gestorven is). Zijn lichaam werd gecremeerd en zijn as werd verdeeld over acht zogenaamde stoepa’s, heilige bouwwerken die oorspronkelijk de vorm hadden van een halve bol. Bij deze bouwwerken werden ook Boeddhabeelden geplaatst.
De Bodhi-boom
De bodhi-boom is een soort vijgenboom. In het jaar 250 werd een stekje van de boom bij Bodh Gaya door Boeddhistenovergebracht naar Sri Lanka en daar geplant. Het stekje groeide uit tot een boom die er nog steeds staat. Het zou de oudste boom ter wereld zijn. De oorspronkelijke boom in Bodh Gaya is in de twaalfde eeuw doodgegaan. In 1884 werd echter een stekje van de boom in Sri Lanka overgebracht naar Bodh Gaya. Dat is inmiddels ook een enorme boom geworden waar veel Boeddhisten heengaan om te mediteren.